Het kiezen van een handelsnaam
Het kiezen van een handelsnaam die teveel lijkt op die van je concurrent, met de bedoeling om daarmee klanten af te troggelen, is misschien verleidelijk. Maar mag dat wel? Waar liggen de grenzen? Een voorbeeld uit de praktijk werpt daar licht op.
AddComm tegen Appcom
Je hebt AddComm, een onderneming die diensten verleent op het gebied van fysieke en online marketing. Het ontwikkelt daarvoor ook online applicaties. Een andere onderneming koos voor de naam Appcomm. Die onderneming verleent eveneens online marketing diensten en maakt voor haar klanten apps op maat. AddCom vond dat niet leuk en verbood Appcomm van haar naam gebruik te maken omdat dat onrechtmatig zou zijn, c.q. in strijd met de Handelsnaamwet.
Handelsnaamwet
AddComm stapte naar de rechter omdat Appcomm geen gehoor gaf aan de vordering van AddCom om vrijwillig het gebruik van haar naam te staken. Wat moest de rechter hiermee? Hij moest in ieder geval zijn oordeel ophangen aan het bepaalde in artikel 5 van de Handelsnaamwet. Volgens dat artikel is het verboden een handelsnaam te voeren, die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt, een en ander voor zover dientengevolge, in verband met de aard van beide ondernemingen en de plaats waar zij gevestigd zijn, bij het publiek verwarring tussen die ondernemingen te duchten is.
Verwarring
Een geringe afwijking van de naam, de aard van beide ondernemingen en hun vestigingsplaats zijn onder meer bepalend voor de vraag of er verwarring bij het publiek te duchten is. De gelijkenis van de namen , zowel visueel als auditief, is evident. Aan die voorwaarden is voldaan. Ook de voorwaarde dat de ondernemingen in hetzelfde afzetgebied werkzaam moeten zijn, is vervuld. Zij zijn allebei vooral werkzaam op internet middels een – in beide gevallen – Nederlandtalige website. Rest de vraag of er bij het publiek verwarring kan ontstaan in verband met de aard van beide ondernemingen.
De aard van de ondernemingen
In een recente uitspraak tussen twee advocatenkantoren die ook nogal gelijkende namen hadden (Link en Linq) stond vast dat zij verschillende praktijken voerden. Het ene kantoor deed voornamelijk familierecht, het andere vooral ondernemingsrecht. Daarnaast was er ook enige overlap. Ondanks de duidelijke verschillen liet de rechter de overlapfactor zwaarder wegen dan de verschillen en achtte hij mogelijke verwarring bij de potentiële cliënten aanwezig. Hij sprak een verbod uit.
Vonnis
Ook in de zaak tussen AddComm en Appcomm zijn er wat betreft de dienstverlening verschillen en is er overlap. Maar de rechter vindt hier de overlap te klein. Partijen begeven zich slechts in beperkte mate op dezelfde markt, zegt hij. Ook AddComm krijgt inderdaad wel eens opdrachten voor het maken van op maat toegesneden apps, maar dat is volgens hem niet voldoende om AddComm in het gelijk te stellen. In de woorden van de rechter: “dat onder deze omstandigheden verwarringsgevaar te duchten is, lijkt in geringe mate wel mogelijk, maar niet iedere graad van verwarring rechtvaardigt een gebod tot naamswijziging”. De rechter betrok daarbij wèl, dat potentiële klanten van beide ondernemingen over het algemeen professionals zijn, zodat verwarring minder snel te verwachten is.
Aanvechtbaar
Toch naar mijn idee, een aanvechtbaar vonnis, zeker in het licht van de eerdere uitspraak van een andere rechter tussen de twee advocatenkantoren (Link en Linq). Het ging om een uitspraak in kort geding. Niet uitgesloten dat AddComm naar de bodemrechter gaat.