Artificial Intelligence en auteursrecht
Een tijdje geleden schreef ik over een kwestie in Amerika, waarbij de vraag aan de orde was of de aap, die een camera van een fotograaf afpakte en daarmee foto’s ging maken, op die foto’s auteursrecht had. Die vraag was zo eenvoudig nog niet te beantwoorden want er werd een heuse juridische procedure aan gewijd. Ik laat nog even in het midden hoe die afliep.
Auteursrechtelijke bescherming
Nu is er een nieuwe kwestie, of eigenlijk is het nog geen kwestie, maar je kunt erop wachten dat het dat wordt. De kernvraag daarbij is of een computer (software) maker van een (kunst)werk kan zijn of auteursrecht kan hebben op een werk dat het middels artificial intelligence (AI) heeft voortgebracht. Dat een computer dat kan – uiteraard met behulp van software – werd aangetoond doordat onlangs een kunstwerk met de titel “Portrait of Edmond de Belamy” (door Christies) werd geveild voor een bedrag van € 375.000. Een bedrag dat in de kunstwereld niet ongebruikelijk is, maar niet betekent dat zo’n werk ook automatisch aanspraak kan maken op auteursrechtelijke bescherming. Verdient het die?
Welke rechten?
Die vraag is niet onbelangrijk, omdat positieve beantwoording zou betekenen dat de maker bij voorbeeld de reproductie kan verbieden (of tegen betaling van een vergoeding daarvoor juist toestemming kan geven). Ook kan hij op grond van de Auteurswet verlangen dat bij publicaties zijn naam wordt vermeld. Ook heeft hij bij doorverkoop als het om de professionele kunsthandel gaat recht op een vergoeding, het zogenaamde volgrecht.
Algoritme
Maar wie is hier de maker en hebben we wel te maken met een werk dat voldoet aan de eisen die de Auteurswet daaraan stelt? Daarvoor moeten we meer weten over hoe het werk, het portret van Belamy, is tot stand gekomen. Het is gesigneerd met de formule “minG maxD Ex[log(D(x))]+Ez[log(1-D(G(z)))]”. Dat is het door een kunstenaarscollectief toegepaste en door een Amerikaanse programmeur gemaakte (en door hem vrij openbaar gemaakte) algoritme, dat voldoet aan de volgende beschrijving: men voert 15.000 historische portretten in in zelflerende software. Uit die ingevoerde portretten kan de software vervolgens “leren” wat de regels zijn van het portretschilderen en "vrij" (zonder verdere aansturing) portretten tot stand brengen. Dat was wat hier gebeurde.
Maker
Je kunt dus zeggen dat in feite het algoritme (of de software) beschouwd moet worden als de maker. De Auteurswet zegt immers, dat als maker beschouwd wordt degene die op een werk als zodanig is aangeduid. Maar – daar komt de aap uit de mouw – in die Amerikaanse procedure werd de vraag of een aap auteursrecht kan hebben op een werk afwijzend beantwoord, omdat de rechter oordeelde dat de Auteurswet alleen een menselijke wezen op het oog heeft als het om de maker gaat. De dierenbeweging stond op zijn kop, maar dat terzijde.
Geen verbodsrecht
Wat zou het oordeel van de rechter zijn als de maker niet een aap, maar een computer is, althans de software of een algoritme. Als de vraag zo gesteld wordt, zou hij net als in het geval van de aap zeggen, dat software als zodanig geen ‘maker’ kan zijn. De wet biedt daar eenvoudig de ruimte niet voor. Eigenlijk ook logisch, de software kan evenmin als een aap, een ander verbieden om zijn werk te gebruiken.
Vrije creatieve keuzes
Is dan het kunstenaarscollectief als de maker te beschouwen? Ook dat zou vreemd zijn, omdat het niet de kunstenaars waren die met een zekere vrije creatieve keuze het werk hebben gemaakt. Die “vrije keuze” was slechts gelegen in de software die als was het een menselijk wezen dat had "geleerd". De Nederlandse Auteurswet volgend zou ik ter verdediging van het Kunstenaarscollectief (of de Amerikaanse programmeur) nog wel artikel 6 Auteurswet aanvoeren. Dat artikel zegt, dat wanneer een werk is tot stand gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, deze wordt beschouwd als de maker van dat werk. De kunstenaars en/of de programmeur zijn dan het creatieve brein, de ontwerpers achter de software. Maar ja, zij hebben wel een kunstwerk gemaakt waarover zij geen directe zeggenschap hadden. Dat de wetgever aan zet is om de Auteurswet aan te passen aan het tijdperk van de AI mag duidelijk zijn.