Inbreuk sloophout-tafel Piet Hein Eek
Ze zijn populair, de meubels van Piet Hein Eek, gemaakt van sloophout. Je zou kunnen zeggen dat het een deel van zijn handelsmerk is. Maar het gaat in deze zaak niet over het merkenrecht van Piet Hein Eek (zijn naam is ook zijn merk), maar over zijn auteursrecht.
Hij vond dat er – al langere tijd – door iemand categorisch inbreuk werd gemaakt op het auteursrecht op een aantal van zijn producten. De 'kantinetafel in sloophout', de 'kantinetafel wit' en een 'eiken stoel in sloophout'.
Voorwaarden inbreuk
Kernvraag bij auteursrecht zaken als deze is of het object (het werk) wel in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming. Pas na positieve beantwoording komt de vraag aan de orde, of degene die beschuldigd wordt van namaak voldoende afstand heeft genomen.
Gebruiksvoorwerpen
Bij producten die een functie hebben is de eerste vraag (of het werk wel auteursrechtelijk beschermd is) lastiger te beantwoorden dan wanneer het om ‘vrije’ vormgeving gaat. Dat komt, omdat de functie van een gebruiksvoorwerp vaak mede de vorm bepaalt met het gevolg dat het werk dan misschien niet voldoet aan de eis van de Auteurswet dat het 'oorspronkelijk’ moet zijn.
Ideeën
Het wordt nog lastiger als de maker in zijn werk een bepaald idee volgt (in dit geval het gebruik van sloophout). Ideeën op zich zijn niet auteursrechtelijk beschermd, dat is gereserveerd voor de concrete uitingen van de ontwerper. Het idee alleen om sloophout te gebruiken is niet auteursrechtelijk beschermd.
Eigen intellectuele schepping
Waren de ontwerpen in deze zaak oorspronkelijk genoeg? De rechter put zich uit in verwijzing naar de rechtspraak hierover, speciaal ook waar het gebruiksvoorwerpen betreft. Het werk moet 'een eigen intellectuele schepping' van de auteur zijn en het moet 'het persoonlijk stempel van de maker' dragen. Waar de vorm alleen bepaald wordt door een noodzakelijk technisch effect, houdt de bescherming op. Er is dan geen sprake van een eigen subjectieve keuze meer. Maar vaak is er ruimte voor een zekere ontwerpmarge en dus ook dan voor vrije subjectieve keuzes.
Aanvechtbare redenering van de rechter
Uitgaande van die maatstaf oordeelt de rechter dat de onderhavige ontwerpen van Piet Hein Eek auteursrechterlijk beschermd zijn. Hoewel ik mij kan vinden in die conclusie vind ik de specifieke redenering van de rechter daarbij wel vreemd. Hij zegt, “dat het productieproces en de gebruikte hulpstoffen als 'vernieuwend' zijn aan te merken”. Maar dat lijkt mij nu juist niet de juiste auteursrechtelijke maatstaf. Die moet het van productieprocessen en hulpstoffen, ook al zijn zij nog zo vernieuwend, niet hebben.
Overeenstemmende totaalindruk
De vraag die vervolgens aan bod komt – of de gedaagde te dicht bij de ontwerpen van Eek was gebleven – werd in bijna alle gevallen positief beantwoord. De verschillen (tussen de ontwerpen van Eek en die van de namaker) deden in de meeste gevallen niet af aan de overeenstemmende totaalindruk van de ontwerpen van Eek, zoals dat in auteursrechtelijk jargon heet. Dat gold niet voor de witte kantinetafel. De verschillen die er waren, werden – in mijn woorden – niet voldoende geneutraliseerd door een overeenstemmende totaalindruk als gevolg van het gebruik van sloophout. Dat kwam, omdat de tafel wit was en het daardoor niet zichtbaar was dat het om sloophout ging.
Uitholling van het auteursrecht afgewezen
Eek vorderde behalve schadevergoeding wegens gederfde winst ook schadevergoeding wegens 'uitholling' (je kunt ook zeggen 'verwatering') van zijn auteursrecht. De naam van een vooraanstaand ontwerper (en de waarde van zijn ontwerpen) wordt natuurlijk – ook in morele zin - aangetast als die ontwerpen op een (letterlijk) goedkope manier worden aangetast. De rechter wil daar gek genoeg niet van weten. Hij maakt zich er daarbij wat al te makkelijk van af door te spreken van een ‘marginale’ inbreuk en dat Eek – in mijn woorden – niet moet zeuren omdat hij de kosten van de zaak (met succes) kon verhalen op de inbreukmaker.
Schadevergoeding en advocaatkosten
Piet Hein Eek werd grotendeels in het gelijk gesteld. Maar de schadevergoeding die hij vorderde werd ondanks een uitvoerige onderbouwing slechts heel gedeeltelijk gehonoreerd. Wel kwamen zoals gezegd de advocaatkosten bijna geheel voor rekening van de verliezende partij.